“We willen hernieuwbare én low-carbon waterstof”
12/02/2024
Martijn Broekhof, Koninklijke Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie (VNCI)
Martijn Broekhof is Hoofd Klimaat, Energie, Innovatie en Duurzaamheid bij de VNCI. Hij stelt dat het nog een hele uitdaging gaat worden om de chemiesector te decarboniseren en dat daarom alle zeilen moeten worden bijgezet, met inbegrip van CCS (Carbon Capture & Storage). Daar komt bij dat de Nederlandse circulaire chemische industrie van morgen jaarlijks maar liefst 350 petajoule aan hernieuwbare waterstof zal nodig hebben…
De VNCI – of voluit: Koninklijke Vereniging van de Nederlandse Chemische Industrie – is de brancheorganisatie voor de chemische industrie in Nederland. De VNCI verbindt chemiebedrijven met de samenleving, met de overheid en met elkaar, zodat ze veilig, efficiënt en op een innovatieve manier kunnen bijdragen aan een duurzame en welvarende samenleving.
Martijn Broekhof houdt zich binnen de VNCI bezig met energie- en klimaatdossiers. “We werken rond drie grote pijlers. De eerste daarvan is de energietransitie. Daarbij gaan we na hoe we de CO2-uitstoot van onze chemiefabrieken kunnen verminderen. De tweede pijler gaat over de materialentransitie: hoe gaan we de overstap maken van de fossiele grondstoffen die we vandaag nog volop gebruiken naar alternatieven, zoals plastics van biologische oorsprong of uit afval. De derde pijler bestaat uit de innovaties die nodig zijn om dit alles te realiseren. Het punt is dat chemie per definitie moeilijk te decarboniseren is, en we dus voor een flinke uitdaging staan.”
Vanaf 2040: einde CO2-uitstoot
“De chemiesector in Nederland is best groot. We hebben een gunstige geografische ligging binnen Europa, een stabiel overheidsapparaat en goed opgeleid personeel. Daarbij zijn we optimaal georganiseerd in clusters en zijn er veel activiteiten rond allerhande startups: new tech, bio based, ontwikkelingen rond waterstof, chemische recycling, …”
“Maar vanaf 2040 mag de chemische industrie in Europa geen CO2 meer uitstoten. Daarom moeten de grote chemische bedrijven in Nederland flink investeren. Het is hierbij belangrijk om er rekening mee te houden dat deze bedrijven buitenlandse hoofdkantoren hebben en dat ze de chemiemarkt als een mondiale markt beschouwen. En dus is de vraag of ze hun toekomst binnen de EU blijven zien of dat ze ervoor kiezen om hun activiteiten – al dan niet gedeeltelijk – te verplaatsen naar andere locaties waar hernieuwbare energie mogelijk goedkoper is.”
Een ander belangrijk vraagstuk draait rond de materialentransitie. Vandaag draait de chemische sector nog voor meer dan 90% op fossiele grondstoffen maar tegen 2050 moet de sector overgeschakeld zijn op chemische recyclage en op biogene materialen. Er moeten dus nieuwe koolstofbronnen komen die moeten worden omgezet naar bruikbare moleculen. Dat betekent dat er binnen een tijdspanne van 25 jaar heel wat nieuwe technologieën en productiemethodieken moeten ontwikkeld worden.
Carbon Capture & Storage (CCS)
“We – en met ons het IPCC Klimaatpanel van de VN – hebben berekend dat er geen mogelijkheid bestaat om de CO2-doelstellingen tegen 2050 te behalen zonder gebruik te maken van CCS. De belangrijkste bijdrage van CCS is dat het ons de tijd geeft om groene waterstofproductiecapaciteit en de bijhorende waardeketens op te bouwen. Tot die tijd moet de Nederlandse chemische industrie kunnen beschikken over een valide klimaattraject met koolstofarme waterstof op basis van CCS-technologie.”
“VNCI pleit dan ook voor voldoende ondersteuning van deze technologie. Ook vragen we om de aanleg van CO2-infrastructuur en het faciliteren van transport per schip en vrachtwagen. Daarom zijn we ook enthousiast over de komst van het Porthos CCS-project (waar Air Liquide een belangrijke partner van is, n.v.d.r.).”
Waterstof als energiebron en feedstock
“Waterstof speelt een cruciale rol binnen de energietransitie van de chemische industrie. Zo hebben we waterstof nodig voor directe verbranding, omdat elektrificatie daar niet geschikt voor is. Bovendien hebben we ook volop waterstof nodig om chemische afvalproducten te kunnen recycleren tot nieuwe grondstoffen en om bio gebaseerde grondstoffen in te kunnen zetten in de chemie van morgen.”
“Er zijn vandaag al heel wat industriële gebruikers van waterstof in Nederland – denk aan de productie van kunstmest en methanol –, en die moeten we verduurzamen. Er zijn verschillende methoden om waterstof te produceren, en hierbij is het belangrijk om te beseffen dat we hernieuwbare én low-carbon waterstof nodig hebben. Zolang het maar binnen de klimaatdoelen past, concurrerend is en in voldoende hoeveelheden beschikbaar is. We denken dan ook dat het zinvol is dat de verschillende waterstoftechnologieën zich snel verder blijven ontwikkelen.”
Als we in 2050 met de chemische industrie hetzelfde willen blijven produceren als vandaag, maar dan op een circulaire manier en zonder CO2 uit te stoten, dan gaan we 350 petajoule (1 petajoule stemt overeen met zo’n 278 miljoen kWh, n.v.d.r.) aan extra hernieuwbare waterstof nodig hebben.
Importeren of lokaal produceren?
“Als we over dergelijke grote hoeveelheden hernieuwbare waterstof willen beschikken, kunnen we niet zonder import. Omdat we in Nederland – en bij uitbreiding eigenlijk ook in de rest van Europa – niet over de beste omstandigheden beschikken voor de grootschalige productie van waterstof, heeft de Europese Commissie er goed aan gedaan om in haar waterstofstrategie doelstellingen te formuleren voor zowel import als lokale productie.”
“Hoe dan ook is het belangrijk dat we onze lokale productiecapaciteit voor hernieuwbare waterstof zoveel mogelijk uitbouwen. Onder meer omdat je zo’n fabriek dan kunt integreren in een grotere productiecluster, zodat we meteen ook met de reststromen en dergelijke aan de slag kunnen. Over productieclusters gesproken: ik kan me geen chemische cluster in Nederland voor de geest halen waar Air Liquide geen belangrijke rol in speelt. Enerzijds als één van de belangrijkste leveranciers van industriële gassen en anderzijds als waterstofproducent.”
Electrolysers: leren en dan snel opschalen
“We zijn heel tevreden om Air Liquide als actief lid binnen VNCI te hebben. Aangezien het bedrijf zowel nationaal als internationaal actief is, kunnen we profiteren van elkaars kennis en netwerken. Onze samenwerking – onder meer op het technische niveau van de waterstofmarkt maar bijvoorbeeld ook op vlak van regelgeving – is alleszins bijzonder vruchtbaar.”
“En uiteraard kijken we met grote belangstelling naar de electrolyserplannen van Air Liquide. We hebben nu het leereffect nodig van die eerste electrolysers op hernieuwbare energie. En dan moeten we kijken hoe we de elektrolysecapaciteit snel kunnen opschalen om de ambitieuze doelen voor nationale elektrolysecapaciteit te kunnen realiseren.”